1) 42 zinnen:
Vb.
Mijn beste vriend heeft zich op een geïllustreerd tijdschrift geabonneerd.
Noch België noch Turkije zal in 2008 aan het wereldkampioenschap deelnemen.
Het blauw van de morgenhemel belooft een mooie dag met temperaturen boven 0 graden.
2) Werkwoorden:
* tiental werkwoorden in Indikativ Präsens, Präteritum en VVT zetten
* 4/5 werkwoorden in 3e persoon enkelvoud Konjuktiv I en II
3) Substantieven:
20-tal woorden: geslacht, gen. enk. en nom. mv geven.
4) ) Persoonlijke voornaamwoorden:
Vijf opgaven, met twee zinnen, en deze zinnen met mekaar verbinden door een betrekkelijk voornaamwoord.
Vb. 1a. In der heutigen Regierung gibt es 16 Minister und Ministerinnen
2a. Die Namen der Minister und Ministerinnen findet man leicht im Internet.
5) Adjectieven:
Tekst met weggelaten uitgangen die moeten aangevuld worden.
6) Voegwoorden ea.:
5-tal zinnen met een voorzetselbepaling van tijd, die je moet omvormen naar een volledige zin
Vb. Bei dem Ausbruch des 2. Weltkrieges, machte er eine Reise nach Frankreich.
7) Voorzetsels:
10-tal zinnen waarin je het voorzetsel+juiste naamval moet plaatsen. Ook idiomatische verschillen zitten erin verwerkt (vb. Kritik üben an, Lust auf etwas haben)