Onafhankelijk tijdschrift voor en door studenten Taal- en Letterkunde aan de Universiteit Gent
Onafhankelijk tijdschrift voor en door studenten Taal- en Letterkunde aan de Universiteit Gent

De gustibus non est disputandum, ofte: “De Nobelprijs is voor omo’s”

De gustibus non est disputandum, ofte: “De Nobelprijs is voor omo’s”
Door Ilias Vierendeels op 24 november 2016
Donderdag 13 oktober 2016. Het was een wat grijze dag en in de auto bij Bent Van Looy kon Jonathan Safran Foer zijn oren niet geloven. Ook Kristien Hemmerechts en Dimitri Verhulst stonden op hun achterste poten, en met hen heel Twitter. De VRT maakte er zelfs ei zo na een Extra Journaal over. Afijn, de Nobelprijs Literatuur voor Bob Dylan deed meer stof opwaaien dan de televisiehelikopters tijdens het voorbije WK wielrennen in de woestijn van Qatar. Maar hoe nuttig is zo’n Nobelprijs voor Literatuur eigenlijk? Of, is het überhaupt mogelijk om een terechte keuze te maken uit het oeuvre van zo’n schare wereldauteurs?
De man die op die tweede vraag resoluut “neen” zou antwoorden, is Harry Mulisch, Nederlander, man met een lange neus, schrijver van wat boekjes én notoir net-naast-de-Nobelprijs-grijper. Tot voor zijn dood heeft Mulisch elk jaar op het lijstje met kanshebbers gestaan, maar geen enkele keer mocht hij in Zweden de prijs gaan ophalen. Ook ronkende namen als Leo Tolstoj, Emile Zola, Bertolt Brecht of Louis Paul Boon zijn nooit omwille van Nobelprijsredenen in Zweden geweest, of het moest zijn om uit rancune het Stockholmse beursgebouw, waar de winnaar wordt bekendgemaakt, in lichterlaaie te zetten. Los van het feit of we nu wel of geen boon hebben voor de voorgaande auteurs, valt het op dat er op de lijst met schrijvers die de Nobelprijs nooit gekregen hebben, minstens evenveel grote namen staan als op de lijst met de uiteindelijke winnaars. En dat alleen lijkt mij al een goede reden om te twijfelen aan het nut van een Nobelprijs. Uiteraard streelt zo’n erkenning wel het letterkundige ego, maar ik vermoed dat de Leo Tolstojs en Emile Zola’s van die wereld geen Nobelprijs nodig hadden om te beseffen hoe goed ze wel waren.
Een tweede reden die het onnut van de Nobelprijs Literatuur aantoont, kwam bovendrijven tijdens een al te avondlijke discussie tussen mijn kotgenoot Jarno, mezelf en een vriend die geen hol om literatuur geeft. We keken naar Het Journaal Laat, en Hanne Decoutere had het over Bob Dylan. Jarno zei dat Bob Dylan hem gestolen kon worden. Dat was niets nieuws voor mij, want enkele jaren geleden had hij me al laten verstaan dat hij liever “tien kilo rode kool in witte saus” zou eten dan een lied van Dylan te moeten aanhoren. Om maar te zeggen: Jarno is geen fan. Ikzelf vind Dylan zeer te pruimen, vooral dan de symbiose tussen zijn melodieën en zijn teksten, gezongen door die nasale stem van hem, versterkt door zijn rauwe mondharmonica. Tien minuten lang bestookten Jarno en ik elkaar met de meest absurde meningen over Bob Dylan. De bezoekende vriend werkte intussen lustig onze chips naar binnen. Uiteindelijk merkte Jarno op dat onze discussie nutteloos was, en te vergelijken met de woordenstrijd die we voeren tijdens zowat elke uitzending van Match Of The Day. Je moet weten, lieve lezer, dat Jarno een hart heeft voor die losers van Arsenal. Ik, daarentegen, kijk al eens graag naar The Reds uit Liverpool. Ook dan proberen we elkaar onze favoriete ploeg op te dringen (cute enzuu). Uitzichtlozer worden discussies niet. We beseften, tijdens dat late Journaal, dat ook over cultuur niet gediscussieerd kan worden, en dat er al zeker geen prijzen voor kunnen worden uitgereikt. Toch niet op een eerzame manier.
De ene vindt Picasso de grootste aller tijden, de ander vindt dat hij schildert als een kind van vier. De ene staat iedere week trouw in de Ghelamco Arena, de ander gooit alle buffalo’s liever in de kokende olie. De ene vindt Dylan een groot literator, de ander zegt dat hij al heel zijn leven rijmt als een kind van vijf. Of vier. Een kind van drie kan ook. Dat maakt niet echt uit. Hoe dan ook, we zagen in dat je evengoed een Nobelprijs voor de Leutigste Voetbalploeg kan uitreiken als een voor Literatuur. De gustibus non est disputandum, nietwaar? En net dat doet het comité in Zweden wel. Ze twisten over smaken, verlagen literatuur tot een uitzichtloze smakenstrijd en ze zorgen daarmee voor even uitzichtloos twittergekibbel. En daarom laten ze, ginds in Stockholm, die prijs beter in de schuif van hun IKEA-kast liggen. Hij ligt daar goed. (Uitgemolken kutmop over Zweden en IKEA: check.) Het allesomvattende slotakkoord in onze discussie kwam van de bezoekende vriend: “Ou toch keer ulder muil, de Nobelprijs is voor omo’s!”
We keken verder naar het Journaal. Het ging intussen over het WK wielrennen in Qatar. Greg Van Avermaet had het woord. Hij moest zondag met België een wereldkampioenschap winnen. Wat kon hem die Nobelprijs deren?
Wij gingen op café. Daar waren veel mensen. We hadden plezier. Wat kon ons die Nobelprijs deren?
Bob Dylan reageert amper op zijn erkenning. Wat kan hem die Nobelprijs deren?
Over de auteur