Terwijl we ons afvragen of de constructie in de hoek van de wachtzaal nu een kunstwerk of een kapstok is, wachten we tot de secretaresse ons komt halen. Buiten schijnt de zon voor het eerst in maanden zo fel. Een goed voorteken. “De rector zal jullie nu ontvangen.” Het kantoor is prachtig ingericht. De vriendelijk lachende vrouw, die we tot nu toe enkel van naam en foto kenden, komt naar ons toe. Wat volgde was een uitermate aangenaam gesprek met rector Anne De Paepe over de Universiteit Gent: haar verleden, haar toekomst, maar toch vooral haar heden.
"We hebben een hele mooie, sterke universiteit met schitterende mensen, maar dat wordt soms te weinig beseft"
Dilemma: Om maar meteen met de deur in huis te vallen: hoe blikt u terug op uw jaren als rector?
Tot hier toe blik ik daar met een overwegend positief gevoel op terug. Rector is een positie waar ik mij onmiddellijk vrij goed in heb gevoeld en die ik met hart en ziel heb opgenomen, ook al was mijn verkiezing misschien verrassend. De werkvreugde die ik had in deze positie overwoog tegenover de inspanning die gepaard gaat met het rectorschap, want het is natuurlijk een heel intensieve, doch verrijkende job. Rector zijn gaf me de gelegenheid om de ganse universiteit op een andere manier en van veel dichterbij te leren kennen. Ik heb mogen zien waar al die fantastische, gemotiveerde mensen, die in allerlei domeinen zo competent zijn, mee bezig zijn. Ik heb echter ook de andere kant van het verhaal gezien. Wij hebben een heel grote, gecompliceerde organisatie en ik heb in de afgelopen jaren geleerd dat het een logge tanker is om in beweging te zetten wanneer je zaken wil veranderen. Alles vraagt veel overleg, energie en inzet, en er zal altijd tegenstand zijn. Soms staan mensen niet open voor verandering en blijven ze liever in hun comfortzone. Maar goed, overwegend heb ik toch wel het gevoel dat ik de kans heb gehad om naar een meer open cultuur te proberen evolueren, op alle vlakken.
Een universiteit mag niet enkel op zichzelf gericht zijn, maar moet haar grenzen openstellen, niet alleen op Belgisch niveau, maar ook naar de internationale gemeenschap toe. Ik geloof dat we erin geslaagd zijn om onze positie te versterken, zowel op onderwijs- als op onderzoeksniveau. We hebben bijvoorbeeld nog nooit zulke sterke rankings gehad, hoewel dat natuurlijk maar één parameter is. Toch voel ik, wanneer ik op internationale gremia ben, op welke positieve manier er naar de UGent wordt gekeken. We staan er écht als grote, Vlaamse universiteit en hebben onze positie de afgelopen jaren – in heel moeilijke budgettaire tijden – toch kunnen versterken. Ik heb ook echt de nadruk willen leggen op internationalisering en we hebben dan ook een expliciet beleidsplan op de agenda gezet en gestructureerd. Zo kunnen wij initiatieven stroomlijnen en ondersteunen, zowel financieel als logistiek. Daar zijn natuurlijk ook enorm veel mensen voor nodig die dat willen en kunnen coördineren. Er gebeurt heel veel in de verschillende faculteiten en mijn drijfveer is steeds geweest om iedereen te proberen samenbrengen. Rekening houden met elkaar en elkaar ondersteunen, is een win-winsituatie voor iedereen.
Waar we ook een enorme stap vooruit gezet hebben, is in het oplossen van enkele aanslepende probleemdossiers, zoals het pensioenplan. Die zaak heeft heel wat aarde aan de dijk gebracht, dat kan ik u verzekeren. Uiteindelijk ben ik toch heel gelukkig dat we alles tot een goed einde gebracht hebben, omdat dit dossier voor iedereen belangrijk is en daarom echt een mijlpaal in de geschiedenis van de UGent is. Mensen beseffen misschien niet wat zoiets betekent, maar voor het personeel zelf is het een cruciale realisatie. Verder hebben we ook de illegale contracten aangepakt, waardoor de contracten van bepaalde duur, die steeds verlengd werden, nu grotendeels omgezet zijn naar contracten van onbepaalde duur. Ook hebben we ervoor gezorgd dat een nieuw kwaliteitszorgsysteem voor ons onderwijs werd ingevoerd. Dat was echt een project waar de hele universiteit aan heeft meegewerkt. We mogen echter niet denken dat we er al zijn, want dat is zeker niet zo.
Dilemma: Maar een eerste stap is dan toch al gezet.
Dat is waar, maar er zijn zeker nog zaken waarvan ik vind: daar staan we niet ver genoeg. Ik denk dat we nog niet gekomen zijn tot het uitbouwen van een moderne universiteit met moderne structuren. We hebben een belangrijke aanzet gegeven om het bestuursmodel van onze universiteit te updaten. We hebben slagkrachtige bestuursorganen nodig die snel en effectief naar een besluit over kunnen gaan, wat erg moeilijk blijkt. Ook is er nog werk aan de loopbaan van iedereen die aan de universiteit werkt. Dat moet dan ook verder uitgewerkt worden, zodat iedereen kan kiezen voor de carrière die voor hem of haar het meest geschikt is, waarbij alle inspanningen die men levert voor de universiteit zo juist mogelijk in rekening worden gebracht.
Maar goed, om even op een ander domein te focussen: ik denk dat ik ook wel al een en ander op het spoor heb gezet rond de genderproblematiek, wat ook niet evident was in het begin. We hebben de bestuursorganen genderevenwichtig gekregen, hoewel men mij zei dat dat nooit zou lukken en er geen vrouwen geïnteresseerd zouden zijn om verantwoordelijke posities op te nemen. We hebben duidelijk gezien dat er in tegendeel veel interesse was bij de vrouwelijke collega’s om in bestuursorganen te zetelen. Toch blijft het werken aan een eerlijker aanwervingsbeleid voor vrouwelijke collega’s in ZAP-posities en meer ondersteuning voor vrouwen in welke positie dan ook. Het lijkt misschien evident, maar als vrouwelijke rector merk ik dat niet iedereen het met me eens is. Woorden naar daden omzetten op vlak van genderbeleid resulteert nogal vaak in commentaar zoals “positieve discriminatie”. Toch zal ik me zeker verder inzetten voor een gelijkekansenbeleid voor vrouwen én mannen.
"We hebben de bestuursorganen genderevenwichtig gekregen, hoewel men mij zei dat dat nooit zou lukken"
Dilemma: Dat is zeker iets waar ook wij volledig achter staan.
Dat doet me goed. Specifiek naar studenten toe wil ik toch ook zeggen: ik heb heel veel bewondering – en de studenten weten dat – voor studentenengagement en ik vind dat dat absoluut erkend moet worden. Ik heb al geprobeerd om maatregelen in te voeren die rekening houden met studenten die zich actief engageren voor het studentenleven of voor de universiteit zelf. Zij faciliteren eigenlijk het leven van hun medestudenten, zij het voor de studies of voor de ontspanning, en dat vind ik een belangrijk punt. Zo’n engagement is een essentiële medebepalende factor in wie je als mens wordt en welke waarden je meeneemt in je verdere leven. Je studie en je diploma zijn daar uiteraard één onderdeel van, naast de kansen en stimulansen die je meekrijgt vanuit je omgeving. Maar ook de domeinen die buiten je strikte studie staan zijn belangrijk. Jullie zijn daar trouwens twee voorbeelden van. Jullie engageren je voor zaken die misschien geen onmiddellijk effect hebben op jullie studies, maar die jullie als mens zoveel rijker en sterker zullen maken om goed gewapend en goed gevormd in het leven te stappen. (Beide scriptoren blozen, nvdr.). Collega’s van jullie vertellen me dat ze het soms moeilijk hebben om nog voldoende mensen te vinden die dit engagement willen opnemen. Maar ik vind de rol van de studentenverenigingen heel belangrijk. Dit spoort trouwens ook met het maatschappelijk engagement van de universiteit. Verandering aan de universiteit is een moeilijk proces, want een tanker als de UGent kan je op drie jaar tijd natuurlijk geen 180° draaien. Toch hebben we een nieuwe koers ingezet, zo bijvoorbeeld ook in de aandacht voor een meer uitgesproken humanresourcesbeleid. Aan de universiteit moet men zich ervan bewust zijn dat iedereen hier met respect behandeld wordt.
Daarbij zou ik ook graag aanhalen dat ik mij heb proberen in te zetten voor de aanpak van grensoverschrijdend gedrag. Spijtig genoeg werd deze problematiek door een aantal collega’s meteen in het belachelijke getrokken. Ze haastten zich om goedbedoelde suggesties van een externe expertencommissie uit hun context te halen. Dat we mensen in aquariums zouden stoppen bijvoorbeeld, of dat we een-op-eenvergaderingen zouden verbieden. Dit was natuurlijk volstrekte onzin; dat zijn we helemaal niet van plan. Maar ik heb helaas als rector moeten vaststellen dat er soms situaties van machtsmisbruik zijn aan de universiteit waarbij jonge mensen mentaal en psychologisch kapotgemaakt worden, en die jarenlang onopgemerkt of genegeerd worden in het huidige systeem. Sommigen zullen zeggen dat dit uitzonderingen zijn, maar het komt meer voor dan je zou (willen) denken. Er is hier zeker nog werk aan, maar we hebben het onderwerp wel bespreekbaar gemaakt en het pad naar sensibilisering van de universitaire gemeenschap geëffend. Tant pis voor degenen die zich daardoor als macho gekrenkt voelen, maar dat moeten we er maar bijnemen. Het belangrijkste is dat we preventief kunnen optreden in de toekomst en dat we dergelijke misbruiken sneller en efficiënter kunnen aanpakken. De juiste kanalen om dit aan te pakken zijn er wel, maar ze moeten transparanter gemaakt worden. En we moeten durven erkennen dat de kanalen, hoewel ze op zich functioneren, in sommige specifieke situaties falen. Het ligt blijkbaar heel gevoelig om zoiets luidop te zeggen, maar het is wel zo. Als iedereen overtuigd is dat we respectvol moeten omgaan met elkaar, van student tot rector, dan denk ik dat we enkel een betere werkomgeving creëren voor iedereen.
Dilemma: U bent natuurlijk onze eerste vrouwelijke rector. Hoe voelt het nu om als eerste vrouw toch dat 200-jarig jubileum van de UGent – toch wel gedomineerd door mannen – te mogen vieren?
Ja. Hoe voelt dat? Dat creëert meerdere gevoelens bij mij, in de eerste plaats fierheid. Ik ben bijzonder fier op onze universiteit. We hebben een hele mooie, sterke universiteit met schitterende mensen, maar dat wordt soms te weinig beseft. De mensen mogen gerust wat positiever zijn daarover. In de eerste plaats ben ik natuurlijk blij dat we die 200ste verjaardag kunnen vieren, maar uiteraard ben ik ook bijzonder fier dat ik dat als eerste vrouwelijke rector mag doen, dat geef ik grif toe. Hoe hoger je komt op de organisatorische ladder, hoe meer je merkt dat vrouwen het nog steeds moeilijker hebben in hun academische loopbaan. Ik heb dat zelf veel minder aangevoeld toen ik doctorandus, postdoc of zelfs prof was. Anno 2017 is men nog steeds niet vertrouwd met een vrouw aan het stuur, en sommige mannelijke collega’s hebben het daar moeilijk mee. Ik zeg zeker niet dat ze allemaal zo zijn, maar sommigen onder hen zien mijn verkiezing van drie jaar geleden nog steeds als een aberratie.
Ik denk echter dat een combinatie van vrouwelijk en mannelijk leiderschap absoluut essentieel is om mee te werken aan het uitbouwen van een moderne universiteit. Anders krijgen we stilstand en blijven we in oude culturen van achterhoedegevechten en ons-kent-onssituaties. Vrouwelijk leiderschap staat vaker gelijk aan dingen opentrekken, dingen bespreekbaar maken en meer dialoog tot stand brengen. Ik besef dat dit tijd vraagt. Ik zie wel dat meer en meer mannelijke collega’s dit absoluut appreciëren en meewillen naar zo’n open, transparante cultuur, maar er is altijd een fractie die heel hard weerwerk biedt. Dat mag ons zeker niet tegenhouden: we moeten vooruit. Dit jaar hebben we volgens mij met ons allen de kans om onze universiteit op een heel positieve manier naar buiten te dragen. Ik hoop uit de grond van mijn hart dat dit de teneur zal zijn en blijven van die 200-jarige viering, zelfs al hoor en zie ik dat sommigen dit niet doen. Maar onze universiteit verdient dat. Wij zijn een heel mooie organisatie en dat mag niet overschaduwd worden door de minder positieve aspecten die je in elke grote organisatie tegenkomt. Ik hoop dat het een aanmoediging kan zijn voor iedereen om die fierheid aan te wakkeren. “Ik ben UGent’er en ik ben er fier op om UGent’er te zijn.”
"Hoe hoger je komt op de organisatorische ladder, hoe meer je merkt dat vrouwen het nog steeds moeilijker hebben in hun academische loopbaan."
Dilemma: U haalde het al even aan, maar u ziet de komende 200 jaar de UGent dus nog steeds haar voortrekkersrol vervullen?
Absoluut, ja. De UGent heeft vaak een voortrekkersrol in het bepalen van standpunten en in het durven nemen van bepaalde initiatieven. Dat heb ik ook in de voorbije drie jaar ondervonden. Wanneer we kijken naar het onderwijs, waren wij vaak de eersten die het initiatief namen om, bijvoorbeeld, in te zetten op een betere oriëntering van de studenten of om het flexibiliseringssysteem bij te sturen. Nu willen we ook positief kunnen meewerken aan de rationalisering. Ook het eredoctoraat van Angela Merkel was een initiatief van de UGent waarmee we een duidelijk standpunt wilden innemen. We hebben dat dan samen met de KU Leuven uitgevoerd om het nog meer ampleur te geven in Vlaanderen. De positieve reactie van mevrouw Merkel en haar mooie boodschap hebben dat voor mij echt een hoogdag gemaakt: die positieve uitstraling voor onze universiteiten en de boodschap dat we ondanks rivaliteit ook kunnen samenwerken om te gaan voor een hoger doel. Vroeger zou dat zeker niet op zo’n manier gebeurd zijn. Het is niet voor niets dat die samenwerking zo sterk benadrukt is, want het is de eerste keer dat twee universiteiten dit samen doen. Wel, laat ons dat zien als een positief punt waar we allebei beter van worden en sneller vooruitgaan. Dat vond ik een belangrijk signaal, al hebben we gezien dat er opnieuw ook tegenkanting was, uiteraard. Als je nooit tegenkanting wil zien, moet je geen initiatieven nemen. Dat eredoctoraat was bovenal een belangrijk symbolisch moment.
Dilemma: Om het nu toch even over de naderende verkiezingen te hebben (van de nieuwe rector en vicerector, nvdr.): wat verwacht u van het feit dat de studenten nu mogen meebeslissen?
Ik moet zeggen dat dit voor mij, en eigenlijk voor iedereen, heel moeilijk in te schatten is. Het systeem is nieuw, en dus een beetje een sprong in het diepe. Persoonlijk betreur ik dat er te weinig bereidheid was om verregaandere veranderingen te proberen realiseren in de governancestructuren van onze universiteit. Ook dit blijkt een moeizaam proces, maar is zeker noodzakelijk als we in de toekomst als universiteit slagkrachtig willen zijn en blijven. Ik hoop dat wie ook aan het roer van deze universiteit komt, eerst en vooral het lot van de universiteit voor ogen zal hebben en niet het eigenbelang, want onze universiteit is vooral gebaat met samenwerking. Dat betekent soms dat je je eigen belangen moet opzijzetten. Je kan niet altijd de twee met mekaar rijmen. Ik hoop op het beste: een mooie toekomst voor de universiteit, en liefst een evolutie in lijn met wat ik heb proberen op te starten. Voor de studenten is het zeer belangrijk dat zij de goede keuze maken. Het is hun toekomst en daarom moeten zij zich geëngageerd tonen. Ze moeten ook realistisch blijven en zich niet laten meeslepen in hypes, maar met voldoende afstand en objectiviteit oordelen over wat ze horen en zien. Dan ben ik ervan overtuigd dat zij de keuze zullen maken die goed voor hen is.
Voor mij zijn de competenties en de kennis die vanuit een faculteit als Letteren en Wijsbegeerte komen zeker evenwaardig en absoluut essentieel om een echte volwaardige universiteit te zijn.
Dilemma: Wat denkt u over de positie van de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte, die toch vaak in de publieke opinie als overbodig wordt ingeschat? Heeft die nog een plaats in een steeds utilitaristischere maatschappij?
Ten eerste denk ik dat dat beeld totaal onterecht gecreëerd wordt. Voor een universiteit die echt een sterke universiteit wil zijn en blijven, is het essentieel dat niet alleen exacte, medische en biomedische, maar ook humane wetenschappen volledig aan hun trekken kunnen komen. Voor mij is de wisselwerking, de synergie tussen die verschillende disciplines essentieel om aan goede wetenschap te doen. Ik denk dat een universiteit waar de competenties en de kennis die vanuit een faculteit als Letteren en Wijsbegeerte komt niet meegenomen en gehonoreerd worden in de aanpak van de grote uitdagingen die er zijn in de wetenschap... Zo’n universiteit mist iets. Dan pakt men die problemen op een onvolwaardige, onvolledige manier aan. Het is bijvoorbeeld belangrijk dat bij medische vraagstukken ook de ethische, filosofische dimensie meegenomen wordt. Ik heb als rector een aantal buitenlandse reizen gemaakt voor de universiteit om de samenwerking in het buitenland te versterken, akkoorden te smeden. Dat zijn stuk voor stuk bijzonder boeiende ervaringen geweest. Daar heb ik gezien dat collega’s uit de Letteren en Wijsbegeerte fantastische dingen doen in het buitenland, niet minder dan hun collega’s in de andere faculteiten. Voor mij zijn die competenties zeker evenwaardig en absoluut essentieel om een echte volwaardige universiteit te zijn.
Ik doe helemaal niet mee aan die hype waarbij we enkel zouden moeten inzetten op disciplines die vanuit het perspectief van de markt interessant zijn omdat je met een bepaald diploma gemakkelijker aan een job geraakt. In heel veel domeinen, zoals de diplomatie en de politiek, zie je immers mensen met een diploma als geschiedenis, talen of wijsbegeerte. Weet je, het diploma is een eerste stap, een noodzakelijk ticket dat je moet hebben, maar er is zoveel meer nodig om het uiteindelijk waar te maken in een job. Ik denk dat iemand die graag doet wat hij of zij doet, dat goed doet. Die twee dingen gaan samen. Ik heb veel mensen gezien die het maken, zelfs in de bedrijfswereld, en niet uit de economie of exacte wetenschappen komen, maar uit die humane wetenschappen. Voor mij is dit dus absoluut niet bepalend. Ik kom uit de medische wetenschappen en werkte in het domein van de genetica, waar ik altijd heel nauw samengewerkt heb met ethici en juristen. Met hen kon ik die essentiële dimensies in mijn werkveld belichten. Dus ja, alle appreciatie daarvoor. Die richtingen moeten absoluut kunnen blijven bestaan.
Dilemma: Dat betekent veel voor ons. Heeft u misschien nog een leuke anekdote uit uw eigen studententijd om af te ronden?
(glimlacht) Oh. Goh. Een leuke anekdote uit mijn studententijd. Ik heb fantastische herinneringen aan mijn studententijd. Ik herinner mij een heel leuk moment – het zijn er meerdere – toen ik in mijn tweede of derde jaar geneeskunde zat, toen er enorme overstromingen waren. Toen zijn wij, de studenten, aangesproken om als vrijwilligers te gaan meewerken op het veld om de oogsten te rooien. Wij zijn drie, vier dagen massaal in onze rubberen laarzen en onze werkkledij gaan helpen in boerderijen in Vlaanderen. We bleven daar ook slapen; dat was dan eigenlijk kamperen. Het was allemaal een beetje amateuristisch, maar er was op dat moment een noodsituatie en ten einde raad riep men de studenten op om te helpen. Achteraf gezien was dat een fantastisch moment van solidariteit met de bevolking, maar ook onder de studenten.
Een ander fantastisch moment is natuurlijk de studentenrevue waar ik ook twee keer heel actief aan heb meegewerkt. Dat is nu bijna niet meer mogelijk, maar in die tijd hadden we maar één keer examen en dat was op het einde van het jaar. Toen hadden we dus weken waarin we niet naar de les gingen, want we moesten de revue voorbereiden, de dansjes inoefenen, enzovoort. Dat zijn dingen die achteraf gezien je studentenleven enorm kleuren.
Dan is er nog één ding. Ik heb het daar onlangs op het feest van het Home Konvent ook over gehad. Op een bepaald moment wilde ik, hoewel ik op vijf minuten van de universiteit woonde, het studentenleven absoluut ne keer meemaken op kot of op de home. Ik heb daar lang voor moeten zagen bij mijn ouders, want ja, ik kon dat natuurlijk niet echt verantwoorden. Ik zat al in mijn vijfde jaar en heb toen toch mijn ouders kunnen overhalen. Op kot mocht ik dan wel niet echt, maar ik mocht wel op home gaan. Zo ben ik indertijd op home Fabiola gegaan. Het is voor mij een heel mooie tijd waar ik op terug kan blikken.
Dat zijn voor mij de momenten die eruit springen, maar er zijn zoveel fantastische momenten geweest. Ik heb hier heel graag gestudeerd.
Dilemma: Enorm bedankt dat we mochten komen en bedankt voor uw gedrevenheid en enthousiasme voor de universiteit door de jaren heen.