Op een rustige zondagavond trokken we richting ons stamcafé, de Amber. Deze keer niet (alleen) om hier en daar een drankje achterover te slaan, maar vooral om op zoek te gaan naar anekdotes. De ideale gelegenheid om de prangende vragen te stellen die al jaren om antwoorden smeken…
DILEMMA: In één zin: Wie is Jelle De Groote?
Jelle De Groote: “Een speelvogel die altijd overal te laat aan begint. Goh ja, echt dat eigenlijk.” (lacht)
Hoe ben je cafébaas geworden en welk aspect van de job geeft jou de meeste voldoening?
“Ik ben cafébaas geworden door, net als iedereen, naar Gent te komen en mij in te schrijven. Ik ging veel te veel uit, geraakte nooit in mijn lessen, … Na een paar maanden durfde ik niet meer te gaan en zo ben ik in een vicieuze cirkel beland. Ik heb dan uiteindelijk zelf een beetje moeten bijdragen aan de centjes enzoverder en daarom ben ik in de horeca beginnen werken. Ik ben er niet meer uit gekomen.
Ik doe het eigenlijk voor de vrienden die ik eraan overhoud. Dat is, voor mij, hetgeen dat mij het meeste opbrengt.”
“Je kan hier rustige avonden hebben, je kan hier feestavonden hebben, je kan hier alles hebben eigenlijk”
Hoe heb je zelf jouw studententijd ervaren?
“Wel, toen was dat vree geestig. Mijn eerste jaar was Handelswetenschappen en dan was ik erdoor, terwijl ik toch hele dagen zat te kaarten op café. Ik pendelde toen nog. Maar de richting interesseerde me niet omdat ik eigenlijk alles in het middelbaar al gezien had. (lacht) Het eerste jaar ging ik in Gent eigenlijk niet zo veel uit, ik deed dat meer in Kortrijk. In het tweede jaar was dat natuurlijk wel ‘vollenbak’. Ik ben daarna nog eens veranderd van richting waarbij ik dan op kot zat in Melle, waar je geen internet, geen tv, enzovoort had. Dus bleef ik altijd hier (in Gent, nvdr) bij maten in de buurt slapen. In het tweede jaar in Gent heb ik de mensen van Pihonia leren kennen omdat er daar een heel deel ook van Kortrijk afkomstig waren die ik daarvoor al toevallig kende. Zo ben ik in Pihonia gerold en sindsdien van het een in het ander eigenlijk. Ik werkte toen ook in de cinema als student en ik deed dan nog een jobje bij in de horeca hier en uiteindelijk had ik redelijk wat geld bijeen gewerkt om uit te geven dus ik was een van de ‘trakteerders’. En dat is er nooit echt helemaal uitgegaan.”
Je bent dan in je studententijd in de horeca gerold en dan heb je beslist: “Ik wil de Amber overnemen”?
“Neen, ik heb eerst drie jaar in het Arteveldecafé gewerkt. Dat is (in de Sint-Pietersnieuwstraat, nvdr) waar nu die nieuwe Italiaan Sale e Pepe is. Dat café was van dezelfde eigenaar als de Pi-Nuts, maar toen was de Pi-Nuts nog hét feestkot. Na drieënhalf jaar deed zich een gelegenheid voor om samen met Tom van hiernaast het Krawietelke open te doen. Dat was zo’n bruine kroeg maar ook met eten. Ik deed daar alles een beetje zelf. Het is een beetje misgelopen tussen ons omdat hij een vriendin had en die vriendin wou erin staan. Maar bon, ze hebben mij dan uitgekocht en uiteindelijk ging ik toch stoppen met in de horeca te zitten. Maar dan kwam de Amber leeg te staan en de mensen waarmee ik al ieder jaar een standje had op de Gentse Feesten vroegen: 'Zou jij dat niet zien zitten?' en ik kon niet aan het aanbod weerstaan.”
“De Amber kwam leeg te staan en de mensen waarmee ik al ieder jaar een standje had op de Gentse Feesten vroegen: 'Zou jij dat niet zien zitten?' en ik kon niet aan het aanbod weerstaan”
Wat onderscheidt De Amber van andere studentencafés in Gent?
“De sfeer vooral. Er is hier minder miserie dan in de Overpoort. Het is hier ook intiemer. Er zijn hier al veel dingen gebeurd. Je kan hier rustige avonden hebben, je kan hier feestavonden hebben, je kan hier alles hebben eigenlijk."
Hoeveel jaar zit je nu al in de Amber?
“Dit is nu mijn vijfde.”
Als er één ding is dat je geleerd hebt hier, in die vijf jaar, wat is dat dan precies?
“Cafébaas is vree leuk om te doen maar je kan het niet de rest van je leven volhouden, dus in die zin had ik misschien toch beter naar mijn studies gekeken.” (lacht)
Nu je daarover lacht: je bent peter van Filologica en van een aantal andere kringen. Hoe ervaar je die betrokkenheid bij studentenkringen?
“Er is sowieso wat meer betrokkenheid bij de ene kring dan bij de andere. Van Egmond, bijvoorbeeld, heb ik nog altijd geen nieuws of ze nu een ander stamcafé gaan hebben, dus daar voel ik mij minder bij betrokken. Egmond matchte ook niet zo goed met andere kringen en clubs. Het hangt er eigenlijk vanaf wie er in die presidia zitten. Soms klikt het beter, soms klikt het minder. Dat is ieder jaar een
beetje anders.”
Wat is volgens jou het beste drankje hier?
“Als ik er heb, limoncello.” (lacht)
En wat is jouw beste creatie die je het graagst geeft?
“Ik vind mijn shot maison nog altijd lekker en mijn verjaardagscocktails ook. Er zit daar van alles in, ik weet zelf niet wat ik daar allemaal in doe. Ik geef die dan vrijwillig, maar ik haat het als ze naar mij komen en zeggen: 'Het is mijn verjaardag. Mag ik een cocktail?' Ik zal dan vaak met een duidelijke “nee” antwoorden.”
Dat zullen we onthouden. Wat is het grappigste of het ergste dat je hier ooit hebt meegemaakt met al dan niet zatte studenten?
(denkt na) “Tja, ik moet daar niet te veel tekeningetjes bij maken: pijpbeurten op het toilet en zo, … Er wordt ook nu en dan overgeven op de verkeerde plaatsen. Avonden waarop mensen random op een stoel beginnen staan en hun kleren beginnen uit te doen. Dat is ook altijd grappig, vooral als er daar foto’s van zijn. (lacht) Dat geluk had ik: in mijn tijd waren er nog geen gsm’s met fototoestellen. Ik heb geen rare beelden van toen ik student was, terwijl er ook genoeg momenten zijn geweest waarvan ik zeg: 'Oei.'”
Het academiejaar is weer begonnen. Heb je nog tips of een levenswijsheid voor eerstejaars of ouderejaars?
Het klinkt een beetje belerend en ik hou er mezelf ook niet aan, maar: te is nooit goed! (lacht)
Dat is zeer wijs en een hele mooie om mee af te sluiten. Bedankt voor het interview!