Verslag van een excursie naar de University of Kent
“And specially from every shires ende
Of engelond to caunterbury they wende,
The hooly blisful martir for to seke”
Toen professor Marysa Demoor in de lessen Engelse Letterkunde III: Oudere Periode A (you’re welcome) aankondigde dat we de mogelijkheid zouden krijgen om (op kosten van de UGent) op excursie naar de University of Kent in Canterbury te gaan, wist ik meteen dat ik die kans met beide handen wilde grijpen. Ik stelde – na een paar dagen overpeinzen of en hoe ik iemand ervan moest overtuigen dat ik echt wel mee moest naar Canterbury – een e-mail op waarin ik alles uit de kast haalde. Ik gebruikte zelfs mijn recente verjaardag als bijkomstig argument (21 oktober; cadeautjes en geld zijn nog steeds welkom). Ik had het geluk om mee te mogen op de uitwisseling, waardoor ik hier nu een poging kan doen om het uitje zo interessant te laten overkomen als ik het ervaren heb.
Laat ons eerst kort uitleggen dat het vak Oudere Periode A zich toespitst op het belang van periodicals in de negentiende eeuw. Charles Dickens mag dan wel de bekendste zijn, maar talloze schrijvers uit het Engeland van die tijd publiceerden hun werken serieel in tijdschriften, alvorens ze al dan niet te bundelen in gebonden luxe-uitgaven voor de gegoede burgerij. Denk aan de Jommekestrips in de krant vroeger, maar dan zonder tekeningen. Net daarom is het niet verbazend dat de Universiteit Gent het uitwisselingsprogramma met de Universiteit van Kent inricht, aangezien die een uitgebreide databank van allerlei tijdschriften ter beschikking heeft.
De rit onder het kanaal en langs de Britse kustlijn zal ik de lezer besparen (niet in het minst omdat ik toen mijn ogen dicht had). De oriënterende presentaties door professor Van Remoortel (Gent) en professor Cathy Waters (Kent) zal ik echter wel proberen te vertalen naar papier. De vraag die u zich als lezer waarschijnlijk al even stelt, is wat er nu eigenlijk zo speciaal is aan het feit dat Dickens zijn romans eerst in serievorm publiceerde. Kort gezegd zorgde de verspreiding van literaire teksten in tijdschriften voor een toename in het lezersaantal van het tijdschrift. Tijdschriften waren namelijk veel goedkoper dan boeken, en soms zelfs gratis beschikbaar. In mannenclubs en in familieverband werden die tijdschriften bovendien ook voorgelezen: het publiek van de schrijver diversifieerde en expandeerde dan ook enorm, deels ook te verklaren door het immer stijgende percentage geletterdheid. Die veranderingen zijn vooral waarneembaar in de tweede helft van de negentiende eeuw, wanneer de literaire markt explodeert. Voor tijdschriften is het enorm voordelig om voor een vaste afnemersmarkt te zorgen. Vergelijk het met soapseries vandaag: eindig met een cliffhanger, en iedereen die het vervolg wil weten, koopt waarschijnlijk de volgende editie van je tijdschrift. Daarnaast waren er rondom/tussen de teksten ook advertenties te vinden die vaak min of meer aansloten bij de inhoud van de tekst en het lezerspubliek. Dat alleen al genereert steeds meer inkomsten voor de uitgevers van tijdschriften in de loop van de negentiende eeuw. (Helaas geldt dit voor Dilemma niet, aangezien jullie dit kleine meesterwerkje gratis mogen lezen, nvdr.) Een tweede belangrijke implicatie van de serialisation van literaire werken is dat de auteur de loop van het verhaal kan aanpassen naargelang de lezersreactie. Dickens zelf zat slechts een tweetal weken voor op wat zijn lezers te zien kregen, waardoor schrijven een dagelijkse plicht werd. (George R. R. Martin, take note.) Niet enkel de schrijver, maar ook de uitgever kon hierdoor sleutelelementen in de verhalen vervangen. Soms had dat positieve resultaten, soms ook niet. Denk bijvoorbeeld aan het beroemde einde van Dickens’ Great Expectations.
Wat betreft het onderzoek naar (historische) tijdschriften, is het vandaag de dag ondenkbaar dat het internet daar niet aan te pas komt. Hele archieven zijn gedigitaliseerd of zullen dat binnenkort zijn, maar toch zijn er aspecten van een tekst die verloren gaan bij het overzetten naar een eenvoudige pdf. De materiële verschillen tussen de edities zijn in de digitale versies niet zichtbaar: het verschil tussen goedkope uitgaven op dun papier en de duurdere, in stof gebonden versies met betere papierkwaliteit is daar een voorbeeld van. Ook de advertenties worden vaak weggelaten, tenzij ze effectief tussen de teksten staan. Puur voor conservering en toegankelijkheid blijft digitalisering natuurlijk enorm nuttig. Volledige digitalisering, wat inhoudt dat via woordherkenningsprogramma’s ook doorzoekbare versies van de tekst worden gemaakt, biedt ook veel mogelijkheden op vlak van wetenschappelijk onderzoek. De Universiteit van Kent is hier zelf intensief mee bezig, en toonde ons na de presentaties met – terechte – trots hoe haar archief werkte. Jammer genoeg is het enkel toegankelijk voor mensen met een login van de universiteit zelf. Aan de UGent zelf hebben we wel toegang tot
C19: The Nineteenth Century Index en
Trench Journals and Unit Magazines of the First World War. Dat laatste werd gefinancierd vanuit projectonderzoek aan de afdeling Engelse literatuur. Diezelfde afdeling heeft bovendien geïnvesteerd in de aankoop van twee Gale-databanken 19C UK periodicals, die binnenkort via de website van de Universiteitsbibliotheek toegankelijk zullen zijn.
Na de inleidende presentaties – en gratis eten – kregen we de kans om een deel van de collectie gebundelde tijdschriften te doorbladeren. Een overzicht van enkele interessante zaken uit die tijd (onder andere de negentiende-eeuwse versie van tinder, nvdr.) vind je onder Photomaton. Aan de tweedejaars met interesse voor dit vak geef ik graag mee dat de uitwisseling volgend jaar in de tegenovergestelde richting gebeurt. Laat dat je echter niet ontmoedigen. Victoriaanse tijdschriften en tijdschriftcultuur in het algemeen zijn enorm boeiend en dit artikel beschrijft amper de basis. Ik heb alleszins nog geen moment spijt gehad van mijn keuze voor dit vak.