Onafhankelijk tijdschrift voor en door studenten Taal- en Letterkunde aan de Universiteit Gent
Onafhankelijk tijdschrift voor en door studenten Taal- en Letterkunde aan de Universiteit Gent

Een dubbel bed in de woonkamer

Een dubbel bed in de woonkamer
Door Michiel Verplancke op 24 september 2016
Twee witte groeven banen zich een weg tussen het eelt dat zijn hand kleurt. Nergens vloeien de lijnen samen. Alsof ze het niet willen. Hij kan zijn hand amper nog tot een vuist ballen, noch helemaal strekken. In permanente staat van gebogenheid. Hij heft ze op en zoekt. Twee vingers raken licht mijn rechterwang. En dan legt hij zijn hele, massieve hand tegen de rechterkant van mijn gezicht. Het is niet bijna als schuurpapier. Het voelt alsof hij helemaal niets voelt. Het is de eerste keer dat zijn hand op mijn wang blijft liggen, maar ook deze keer doet het pijn. Ik deins wat terug.
Het bed staat sinds vorige week in de woonkamer. Ons Ma kon het niet laten. ‘We kunnen hem toch niet wegstoppen in een kamertje achterin?’ ‘Tuurlijk wel’, wierp ik tegen. Het mocht niet baten. Nauwelijks een dag later had Ons Ma het gigantische dubbel bed de living in gesleurd. Het salon en de televisie moesten plaats ruimen. Frank hield de hele operatie in het oog vanuit de enige sofa die nog blijven staan was. Hij zuchtte en gromde. Meer in het midden wou hij het. Ons Ma sleurde. Dat trekt toch op niets. Ons Ma knikte. Waar zijn mijn sigaren? Ons Ma ging ze halen en knipte ze af. Foutief volgens Frank, die zelf zodanig veel trilde dat hij in zijn eigen vinger zou hebben geknipt.
Ons Ma adoreerde mijn vader. Het was een ongezonde obsessie met een grote, stille dictator. Die hebben altijd wel zulke vrouwelijke aanhangers. Ons Ma was twaalf jaar, dertien maanden en veertien dagen jonger dan hem. ‘Dus dertien jaar, één maand en veertien dagen?’ Dat klonk niet zo leuk, giechelde Ons Ma altijd. Dan gromde Frank en stuurde hij haar om een pintje, of een cognac, of een whiskey.
Ik noemde hem al lang niet meer pa. ’t Is te zeggen. Ik spreek hem sowieso nooit aan uit eigen beweging, maar sinds mijn zesde noem ik hem in hoofd Frank. Een jarenlange oefening om me te distantiëren. Voor in het geval dat.
Maar het was dus niet nodig, want Frank ligt in onze living op een dubbel bed met twee groeven in zijn hand. Zijn adem schraapt met een lichte rochel. Achter mij staat een grote, eiken boekenkast. Het is zo’n boekenkast waarvan je weet dat de boeken nooit gelezen zijn. Ze staan nauwkeurig per thema gerangschikt. Ze behoren bijna allemaal tot een of andere reeks die er mooi uitziet als de boeken ervan naast elkaar in een grote, eiken boekenkast staan. Er ligt geen stof op. De ruggen zijn intact. Het zijn allemaal klassiekers. Enkel voor de sier.
‘Weet je dat ik geen enkele van die boeken achter je heb gelezen?’, zegt hij plots. Wat zullen we nu krijgen? Toeval bestaat niet in verhalen. ‘Na de eerste tien pagina’s van Het Verdriet van België heb ik er nooit meer een opengeslagen. Het is een façade.’ Ik trek een wenkbrauw op. ‘Maar dat wist je al.’
Ik voel dat Ons Ma vanuit de keuken met rode ogen naar ons kijkt. Ik heb nog altijd geen woord gezegd. Frank sluit even zijn ogen. Ik bestudeer zijn gezicht. Ook dat lijkt een eeltlaag gekweekt te hebben. Zijn oogleden zijn het enige stukje zachte huid dat ik kan bespeuren. Grijze stoppels op een scherpe kin. Een dikke neus waaruit zwarte en witte haren komen, en kleine oren, idem.
Ik herinner me dat gezicht als het helemaal verwrongen was, toen ik iets onvoorspelbaars deed als kind. Frank kon het niet begrijpen wat zo’n kind stond te zingen in de plassen. Of dat ik de hond van Linda wou strelen. Of dat ik me ongemakkelijk voelde bij de dochter van diezelfde Linda.
Hij ondernam weer een poging. Dit keer greep hij naar mijn hand die per ongeluk op het bed beland was. Ons Ma snikte belachelijk luid. Mooi moment verpest, ma. ‘Ik heb je nooit geapprecieerd’, zegt hij nu. Hopeloos op zoek naar verzoening. ‘Onterecht. Ik zie het duidelijker.’ Zijn arm begint mee te schudden met zijn hand, die nog steeds op de mijne ligt. Ik doe geen moeite om hem vast te nemen.
‘Kan je … Je moeder heeft een man nodig bij haar. Kan jij het beter doen dan ik?’ Zijn ademhaling vertraagt, het trillen deint weg. ‘Pa’, zeg ik, ‘did you just assume my gender?’ Eindelijk heb ik het laatste woord. Is die master Gender & Diversiteit toch nog ergens goed voor.
Over de auteur
Scriptor van Dilemma 2014-2015. Probeert altijd zo neutraal en nuchter mogelijk te blijven. Tenzij hij weer in de drank is gevlogen, dan niet natuurlijk.