Onafhankelijk tijdschrift voor en door studenten Taal- en Letterkunde aan de Universiteit Gent
Onafhankelijk tijdschrift voor en door studenten Taal- en Letterkunde aan de Universiteit Gent

Pretty Little Flanders: The English Receptive Vocabulary Knowledge of Flemish Secondary School Children.

Pretty Little Flanders: The English Receptive Vocabulary Knowledge of Flemish Secondary School Children.
Door Manon Willems op 1 december 2016
No need to deny it: we komen allemaal wel eens in contact met Engels in onze dagelijkse omgeving. Dat is echter niet zo verwonderlijk. Het Engels is in de laatste decennia immers uitgegroeid tot een dominante wereldtaal, en is nu ook in pretty little Vlaanderen overal aanwezig. Al eens stilgestaan bij het vele Engels dat opduikt binnen je vriendengroep op Facebook? Al gedacht aan de talloze films die je in het Engels – mits Nederlandse ondertiteling – bekijkt op 2BE? Volgens taalkundige onderzoekers kunnen deze vormen van taalcontact een positief effect hebben op het aanleren van Engels als een tweede taal. Of dat ook geldt binnen de Vlaamse context is nog maar de vraag, want over tweedetaalverwerving bij Vlaamse jongeren is tot op heden relatief weinig geweten. Toen ik ging aankloppen bij prof. Van Herreweghe om mogelijke onderwerpen voor mijn masterscriptie te bespreken, stelde ze me dan ook voor om daar samen met haar wat verandering in te brengen.
Voor wie even een opfrissing nodig heeft, tweedetaalverwerving is het aanleren en verwerven van een zogenaamde “tweede” taal, een taal die verschilt van de eigen moedertaal en dus als tweede in het rijtje wordt aangeleerd. In de meeste gevallen leren we zo’n tweede taal aan binnen een schoolcontext, hoewel dat ook buiten de schoolmuren zonder problemen kan. Net als bij een moedertaal, spelen bepaalde factoren een belangrijke rol bij het aanleren van een tweede taal. Daarbij moet men onder andere denken aan leeftijd, sociale omgeving, of algemeen intellect en taalaanleg. Tweedetaalverwerving kan natuurlijk ook op andere manieren worden beïnvloed. Het is daarom dan ook een dynamisch proces dat verschilt naargelang de context waarin het zich manifesteert.
So what about Flanders? Al vanaf de eerste graad middelbaar onderwijs worden Vlaamse scholieren (met uitzondering van leerlingen in de B-stroom) ondergedompeld in Engelse grammatica en woordenschat. Jij was er ongetwijfeld ook bij, en geef toe, je kon vast wel a priori een aardig woordje Engels spreken of begrijpen. Dat is bij de Vlaamse jongeren van vandaag niet anders. De ene spreekt uiteraard al wat beter Engels dan de andere, maar de jongere generatie lijkt toch al beter Engels te kennen dan sommige Vlaamse politiekers. Maar wie van deze jongeren kent net dat tikkeltje meer Engels van tevoren? En hoe komt dat? Zijn het echt die vele games en dat surfen op het internet die daar de oorzaak van zijn?
Zonder wetenschappelijk onderzoek kunnen we het natuurlijk nooit zeker weten. Daarom ging ik in een experimenteel onderzoek na of er merkbare verschillen zijn in de Engelse receptieve woordenschatkennis (Engelse woordenschat die je begrijpt wanneer je die ziet of hoort, en dus niet noodzakelijk actief moet kunnen gebruiken) van Vlaamse scholieren uit het eerste jaar A-stroom ASO, A-stroom TSO, en B-stroom BSO middelbaar onderwijs, reeds voordat ze Engels leren op school. Verder bestudeerde ik ook de invloeden van geslacht, sociaaleconomische status en verschillende soorten taalcontact op de Engelse taalontwikkeling van deze drie groepen studenten.
In totaal namen 110 Vlaamse ASO-, TSO-, en BSO-scholieren van vijf verschillende middelbare scholen in Vlaanderen deel aan het onderzoek. Ze zaten allemaal in het eerste jaar middelbaar onderwijs en hadden nog nooit eerder Engelse lessen gekregen binnen een schoolcontext. Informatie over hun sociaaleconomische status en contact met Engels (in hun buitenschoolse omgeving) werd verkregen met behulp van twee aparte vragenlijsten. Daarnaast werd een simpele Engelse woordenschattest gebruikt om hun receptieve woordenschatkennis te meten.
Uit statistische analyses bleek verrassend genoeg dat zowel ASO-, TSO-, als BSO-studenten ongeveer even ver staan met hun passieve kennis van het Engels lexicon. Leerlingen uit het ASO-onderwijs blijken maar met 3.49% over een betere kennis te beschikken dan hun leeftijdsgenoten uit de TSO-richtingen, die zelf dan slechts met 4.02% een grotere receptieve woordenschat schijnen te hebben ontwikkeld dan de BSO-scholieren. Met andere woorden, de verschillen die er zijn, zijn erg klein en nagenoeg onbelangrijk.
Ook op het gebied van sociaaleconomische status kon een gelijkaardige trend worden opgemerkt, waardoor te besluiten valt dat deze factor geen noemenswaardige invloed heeft op de passieve Engelse woordenschatkennis van ASO-, TSO-, en BSO-studenten. Geslacht, daarentegen, had wel een duidelijk effect: passieve Engelse woordenschat is beter gekend door jongens dan door meisjes.
Bij het bestuderen van de gevolgen van taalcontact kwam verder aan het licht dat Engelstalige games spelen effectief een positieve invloed heeft op de lexicale verwerving van Engels bij Vlaamse jongeren. Ook het lezen van Engelstalige boeken en/of tijdschriften blijkt een bevorderend effect te hebben, maar surfen op het internet dan weer niet. Ja, je leest het goed: surfen op het internet veroorzaakt geen betere passieve kennis van Engelse woordenschat bij Vlaamse jongeren.
De meest opvallende vaststelling was evenwel dat zowel ASO-, TSO-, als BSO-scholieren die elke dag meer dan een uur naar ondertitelde Engelstalige programma’s en/of films kijken, over een uitgebreider passief Engels lexicon beschikken dan zij die dat niet doen. Hun receptieve woordenschatkennis is gemiddeld tot 20.34% groter, en dat reeds vóórdat ze Engels leren in de klas. Dat zijn alvast belangrijke aanwijzingen dat de ASO-, TSO-, en BSO-scholieren allemaal op een gelijkwaardig positieve manier voordeel hebben bij het kijken van ondertitelde Engelstalige programma’s en/of films. Wie meer kijkt, kan een betere passieve Engelse woordenschat ontwikkelen. Vertel dat maar aan je moeder de volgende keer dat ze je achter het tv-scherm vandaan probeert te halen!
Kortom, met mijn onderzoek heb ik aangetoond dat er geen betekenisvolle verschillen zijn in de Engelse receptieve woordenschatkennis van ASO-, TSO-, en BSO-studenten voordat ze Engelse lessen hebben gekregen op school, hoewel de lexicale vaardigheden van de jongens duidelijk beter zijn dan die van de meisjes. Bovendien kunnen we nu met meer zekerheid stellen dat elke Vlaamse jongere, ongeacht economische achtergrond, er vanuit een taalkundig opzicht goed bij baat vaak in contact te komen met Engels in zijn of haar buitenschoolse omgeving. Games, Engelstalige boeken en tijdschriften, en televisieprogramma’s en films blijken invloedrijke onderdelen van hun leefwereld te zijn. Misschien is het nog zo slecht niet wanneer ze binnenkort eens een nieuw (Engelstalig) videospelletje vragen aan de Sint.
Interessante nieuwe inzichten dus, maar een reden tot feesten is er helaas nog niet – Sinterklaas komt toch pas in december langs. Er is nog een lange weg te gaan binnen het onderzoeksgebied van tweedetaalverwerving in Vlaanderen. Het reeds bestaande onderzoek dient niet alleen te worden bevestigd, maar ook verder te worden uitgebreid. Er kan ongetwijfeld nog veel meer ontdekt worden in de nabije toekomst. Misschien wel door jou.
Over de auteur